De eerste schooldag breekt aan. De zomervakantie, met al zijn vrijheid en loomheid, maakt plaats voor structuur en routines. Je voelt het: een ander ritme neemt het over. Huiswerk, vaste momenten van rust, en – niet te vergeten – sport. De avonden vallen sneller, de lucht wordt frisser, en je merkt dat het nieuwe seizoen begint. Het seizoen waarin alles draait om sportclubs, trainingen en competities.
Op het eerste gezicht lijkt het simpel: je kind gaat sporten, of niet. Maar jij weet net zo goed als ik dat het niet zo eenvoudig is. Onder die ogenschijnlijke eenvoud borrelen allerlei vragen. Vind jij sport echt zo belangrijk, of kan je kind ook zonder? Moet het leren om een teamspeler te zijn, of is plezier maken genoeg? En laten we eerlijk zijn: hoeveel van jouw eigen ervaringen en verwachtingen draag je onbewust over op je kind?
Misschien herken je het wel. Die keer dat je langs de zijlijn stond, je vuisten gebald, je adem ingehouden. Niet om het spel zelf, maar om de blik in de ogen van je kind. Die blik die jou zoekt, die vraagt om goedkeuring. Je voelde het, diep vanbinnen: de druk die je kind zichzelf oplegt, misschien omdat jij ooit dezelfde druk voelde. Jouw papa was een ster in tennis, en jij als zijn kind wil niets liever dan dat hij trots op je is.
Als je die energie uitstraalt haakt je kind al af voordat hij begint. Hij weet ergens (vanuit een diep weten) dat hij de lat nooit zal halen, dus waarom zou hij het proberen?
En dan de ouders langs de lijn die schreeuwen, soms zelfs woedend zijn. Niet op hun kind, maar op de scheidsrechter, de trainer, de tegenstanders. Het is alsof hun leven ervan afhangt. Alsof elke beslissing, elk doelpunt, elke fout iets zegt over hen als ouder. Ben jij je bewust van wat jou drijft op het sportveld? En hoe die drijfveren doorwerken op je kind?
Let maar eens op tijdens een kampioenschap. De kinderen die echt plezier hebben, die in hun spel opgaan, winnen vaker. Niet omdat ze per se beter zijn, maar omdat ze vrijer spelen. De anderen, die steeds naar hun ouders kijken voor aanwijzingen, verliezen al voordat het spel goed en wel begint. Hun concentratie breekt, hun zelfvertrouwen wankelt, en bij elk klein foutje zie je de wanhoop op hun gezichtjes groeien.
De winnaars? Die hebben een ander soort communicatie met hun ouders. Voor, tijdens en na het spel is er rust, vertrouwen, en een gevoel van eigen verantwoordelijkheid. Het spel is van hen, en dat voel je. Dat maakt het verschil. Dat is wat telt.
Dus ja, er is nog zoveel meer te zeggen. Zoveel lagen dieper te graven. Maar voor nu is dit genoeg. Laat je kind kiezen, laat het groeien, laat het spelen. En laat het vooral zichzelf zijn, zonder dat jouw schaduw over het veld valt. Dat is misschien wel de grootste overwinning die je samen kunt behalen.